Geschiedenis van de familie Ebink
N.V. Kuiperij en Vatenhandel v/h J. Ebink & Zoon
Door John Ebink gepubliceerd in Old Steenwiek (historische vereniging Steenwijk 2012)
De stamboom van de familie Ebink in Steenwijk is in 2009 door Alie Ebink-van Smirren opgetekend en gaat terug naar 1749 met de geboorte van Gerrit Ebink.
In dit artikel gaan we wat nader in op de tak van kuipers en horeca-ondernemers. De eerste kuiper was Jan Ebink die op 16 maart 1859 werd geboren. Hij was de jongste zoon van Frerik (Frederik) Ebink en Willempje Bakker. Jans vader was stads karreman (olde carremenner) en zijn zoon Jan leerde het kuipersvak. Kuipers maakten niet alleen boterkuipen of biervaten, maar ook kaaskuipen, emmers en andere houten gebruiksartikelen.
Jan begon met kuipen in de kelder van zijn ouderlijk huis aan de Scholestraat. Op 14 mei 1881 trouwde hij met Hermiena Geertruida Bierman.
Naar de Waagstraat
Inmiddels was de kuiperij van het ouderlijk huis verplaatst naar de Waagstraat waar Jan in 1888 de naamloze vennootschap Kuiperij J. Ebink opricht. In dezelfde straat bevond zich sinds 1642 de stadswaag waar van alles gewogen werd. In de latere jaren vooral boter en kaas.
‘s Maandagmorgens werd op het marktplein een vee- koren- en botermarkt gehouden. Tussen 1875 en 1914 had deze markt zijn bloeiperiode. Een kuiperij op die plek was zo gek nog niet. De boeren kwamen met vee, boter en kaas naar de markt en konden met nieuw gekuipte of gebruikte vaten terug naar huis.
In 1879 werd in het Friese Veenwouden de eerste zuivelfabriek geopend. Twintig jaren later was het aantal fabrieken opgelopen tot 126. Door de toegenomen boterproductie ontstond er ook behoefte aan sneller te produceren verpakkingsmateriaal. Oorspronkelijk werd boter opgeslagen en verhandeld in eikenhouten vaten, maar later werd daar het lichtere, splintervrije en makkelijker te verwerken beukenhout voor gebruikt.
Het was in 1891 dat Pieter Goslik Halbertsma in Grouw een bedrijfje opzette waar men van Oost-Europees beukenhout machinaal duigen, bodems en deksels ging produceren. Jan was waarschijnlijk één van zijn eerste klanten en de samenwerking tussen deze twee bedrijven zal, zoals we later zullen zien, nog een zeer hechte worden.
Een baan erbij
Jan was blijkbaar een echte ondernemer, want in 1899 werd hij behalve kuiper ook nog conciërge van een nieuw volkskoffiehuis van de Nationale Christen Geheel-onthouders Vereniging aan de Oosterstraat 81. Deze vereniging was in 1881 opgericht door de Amsterdamse dominee Adema van Scheltema en had als doelstelling het drankmisbruik terug te dringen en de sociale omstandigheden van arbeiders te verbeteren. Zij vonden hun inspiratie in het christelijk geloof. De vereniging breidde zich snel over het gehele land uit en had als herkenningsteken een “blauwe knoop” In Steenwijk was het ds. Hoek die het initiatief nam voor de oprichting van een plaatselijke afdeling. Op 1 juli 1899 opent men een koffiehuis met de daarbij horende zalen. Er vonden zang- en muziekrepetities plaats en ’s zondagsmorgens waren er bijeenkomsten van de kinderbond.
Blijkbaar was het een goede combinatie horeca en kuiperij want in 1905 opende Jan zelf een nieuw koffiehuis, annex melksalon aan de markt 76. Dit koffiehuis was binnendoor verbonden met de achterliggende werkplaats waar de kuiperij was. Op maandag de marktdag was het er een drukte van belang, maar ook vrijdags als de Gelderse Credietvereeniging er zitting hield kwamen er veel bezoekers.
Jan en Hermiena kregen één zoon: Lubbertus Johannes (Bart), die op tweede kerstdag van 1887 werd geboren. Bart kon goed leren en had graag dominee willen worden. Maar als enige erfgenaam lag zijn toekomst ook in de kuiperij. Als jongen verdiende hij er een zakcentje bij door telegrammen te bestellen. Dat was geen gemakkelijk werk want ’s morgens vroeg of ’s avonds laat moesten er niet alleen in Steenwijk, maar soms ook in Giethoorn of Blokzijl telegrammen worden bezorgd en dat grotendeels te voet.
Door John Ebink gepubliceerd in Old Steenwiek (historische vereniging Steenwijk 2012)
De stamboom van de familie Ebink in Steenwijk is in 2009 door Alie Ebink-van Smirren opgetekend en gaat terug naar 1749 met de geboorte van Gerrit Ebink.
In dit artikel gaan we wat nader in op de tak van kuipers en horeca-ondernemers. De eerste kuiper was Jan Ebink die op 16 maart 1859 werd geboren. Hij was de jongste zoon van Frerik (Frederik) Ebink en Willempje Bakker. Jans vader was stads karreman (olde carremenner) en zijn zoon Jan leerde het kuipersvak. Kuipers maakten niet alleen boterkuipen of biervaten, maar ook kaaskuipen, emmers en andere houten gebruiksartikelen.
Jan begon met kuipen in de kelder van zijn ouderlijk huis aan de Scholestraat. Op 14 mei 1881 trouwde hij met Hermiena Geertruida Bierman.
Naar de Waagstraat
Inmiddels was de kuiperij van het ouderlijk huis verplaatst naar de Waagstraat waar Jan in 1888 de naamloze vennootschap Kuiperij J. Ebink opricht. In dezelfde straat bevond zich sinds 1642 de stadswaag waar van alles gewogen werd. In de latere jaren vooral boter en kaas.
‘s Maandagmorgens werd op het marktplein een vee- koren- en botermarkt gehouden. Tussen 1875 en 1914 had deze markt zijn bloeiperiode. Een kuiperij op die plek was zo gek nog niet. De boeren kwamen met vee, boter en kaas naar de markt en konden met nieuw gekuipte of gebruikte vaten terug naar huis.
In 1879 werd in het Friese Veenwouden de eerste zuivelfabriek geopend. Twintig jaren later was het aantal fabrieken opgelopen tot 126. Door de toegenomen boterproductie ontstond er ook behoefte aan sneller te produceren verpakkingsmateriaal. Oorspronkelijk werd boter opgeslagen en verhandeld in eikenhouten vaten, maar later werd daar het lichtere, splintervrije en makkelijker te verwerken beukenhout voor gebruikt.
Het was in 1891 dat Pieter Goslik Halbertsma in Grouw een bedrijfje opzette waar men van Oost-Europees beukenhout machinaal duigen, bodems en deksels ging produceren. Jan was waarschijnlijk één van zijn eerste klanten en de samenwerking tussen deze twee bedrijven zal, zoals we later zullen zien, nog een zeer hechte worden.
Een baan erbij
Jan was blijkbaar een echte ondernemer, want in 1899 werd hij behalve kuiper ook nog conciërge van een nieuw volkskoffiehuis van de Nationale Christen Geheel-onthouders Vereniging aan de Oosterstraat 81. Deze vereniging was in 1881 opgericht door de Amsterdamse dominee Adema van Scheltema en had als doelstelling het drankmisbruik terug te dringen en de sociale omstandigheden van arbeiders te verbeteren. Zij vonden hun inspiratie in het christelijk geloof. De vereniging breidde zich snel over het gehele land uit en had als herkenningsteken een “blauwe knoop” In Steenwijk was het ds. Hoek die het initiatief nam voor de oprichting van een plaatselijke afdeling. Op 1 juli 1899 opent men een koffiehuis met de daarbij horende zalen. Er vonden zang- en muziekrepetities plaats en ’s zondagsmorgens waren er bijeenkomsten van de kinderbond.
Blijkbaar was het een goede combinatie horeca en kuiperij want in 1905 opende Jan zelf een nieuw koffiehuis, annex melksalon aan de markt 76. Dit koffiehuis was binnendoor verbonden met de achterliggende werkplaats waar de kuiperij was. Op maandag de marktdag was het er een drukte van belang, maar ook vrijdags als de Gelderse Credietvereeniging er zitting hield kwamen er veel bezoekers.
Jan en Hermiena kregen één zoon: Lubbertus Johannes (Bart), die op tweede kerstdag van 1887 werd geboren. Bart kon goed leren en had graag dominee willen worden. Maar als enige erfgenaam lag zijn toekomst ook in de kuiperij. Als jongen verdiende hij er een zakcentje bij door telegrammen te bestellen. Dat was geen gemakkelijk werk want ’s morgens vroeg of ’s avonds laat moesten er niet alleen in Steenwijk, maar soms ook in Giethoorn of Blokzijl telegrammen worden bezorgd en dat grotendeels te voet.
Op 13 mei 1910 trouwde Bart met Martina Bruinenberg
uit Oldemarkt. Haar vader Arent Bruinenberg was beurtschipper. In 1919 werd
zijn schip “De Koop-handel” in het koffiehuis aan de markt verkocht.
Waarschijnlijk wilde Arent, 66 jaar oud, stoppen met varen en had hij geen
opvolgers. Zijn kinderen kozen voor een ander vak. Een van zijn zonen, Piet was werkzaam als schipper en chauffeur bij de
familie Tromp Meesters.
Het Botervat.
Weinigen zullen tegenwoordig nog weten hoe een botervat eruit ziet. De vaten waren 55 cm hoog, bodem en deksel hadden een doorsnede van 34 cm en de buikomtrek bedroeg 150 cm. Er kon 50 kg. boter in. De duigen werden eerst met behulp van ijzeren hoepel “vol” gezet, daarna werd er een tweede iets bredere hoepel omgeslagen. Dan werd het vat omgekeerd en werden de duigen met een touwknevel bij elkaar geknepen. De ijzeren hoepels werden daarna vervangen door geschild en gespeten wilge-teenhout. Tenslotte werden bodem en deksel in een daarvoor gemaakte uitsparing geplaatst en was het vat klaar. Een ervaren kuiper kon er zo’n 30 op een dag maken.
Daarna vonden de vaten hun weg naar de boterfabrieken in Friesland, Groningen en Noordholland. In Noordholland maakte men ook zuurkool in deze houten vaten.
Weinigen zullen tegenwoordig nog weten hoe een botervat eruit ziet. De vaten waren 55 cm hoog, bodem en deksel hadden een doorsnede van 34 cm en de buikomtrek bedroeg 150 cm. Er kon 50 kg. boter in. De duigen werden eerst met behulp van ijzeren hoepel “vol” gezet, daarna werd er een tweede iets bredere hoepel omgeslagen. Dan werd het vat omgekeerd en werden de duigen met een touwknevel bij elkaar geknepen. De ijzeren hoepels werden daarna vervangen door geschild en gespeten wilge-teenhout. Tenslotte werden bodem en deksel in een daarvoor gemaakte uitsparing geplaatst en was het vat klaar. Een ervaren kuiper kon er zo’n 30 op een dag maken.
Daarna vonden de vaten hun weg naar de boterfabrieken in Friesland, Groningen en Noordholland. In Noordholland maakte men ook zuurkool in deze houten vaten.
Bart en Martina krijgen twee kinderen: Jan
(1911) en Leen (1914) Jan komt na het behalen van het diploma van de
handelsschool op 16 december 1926 ook in dienst van het bedrijf. In 1942 wordt
hij naast Bart ook tot directeur benoemd. In dat zelfde jaar wordt ook het
balkengat van de gemeente in erfpacht overgenomen.
De oorlogstijd heeft ook tot nieuwe producten
van de kuiperij geleid. In de laatste oorlogsjaren was er een groot gebrek aan
klompen en werden gebruikte en doorgesleten klompen voorzien van nieuwe houten
zolen. Ook werden er hooikisten gemaakt, waarin je, na het aan de kook brengen
van de aardappelen of groente, twee pannen kon plaatsen en op deze manier
brandstof kon besparen.
De oorlogstijd heeft ook tot nieuwe producten van de kuiperij geleid. In de laatste oorlogsjaren was er een groot gebrek aan klompen en werden gebruikte en doorgesleten klompen voorzien van nieuwe houten zolen. Ook werden er hooikisten gemaakt, waarin je, na het aan de kook brengen van de aardappelen of groente, twee pannen kon plaatsen en op deze manier brandstof kon besparen. en. Ook werden er hooikisten gemaakt, waarin je, na het
aan de kook brengen van de aardappelen of groente, twee pannen kon plaatsen en
op deze manier brandstof kon besparen
Ook interessant om te vermelden is dat in 1943 met de vrachtwagens van Ebink enige tientallen in houten kratten verpakte schilderijen van het rijksmuseum naar de kunstbunker in Paaslo werden vervoerd. |
De winkel
In 1946 wordt van de van Van Schoot het winkelpand Oosterstraat 6 voor een bedrag van f 780,- per jaar gehuurd. Deze winkel, “Dijkstra’s winkel” wordt gerund door Albertus Dijkstra en zijn vrouw Leentje Ebink (dochter van Bart) Naast huishoudelijke artikelen worden er ook producten uit de kuiperij verkocht. Het kasboek vermeldt op 15 april 1946 de verkoop van 15 grote tobben a f 13,50 , 8 kleine tobben a f 8,50 en 5 privaatkuipen a f 10,- (wc ton) Als er riolering komt en de verkoop van wc tonnetjes terugloopt, gaat men aan het Steenwijkerdiep over op de productie van wc brillen. Bertus kan in 1956 beheerder worden van het Hervormd Jeugdcentrum eveneens in de Oosterstraat. De winkel wordt dan voortgezet door Goos Greven, de vrouw van Jan Ebink. Tot 1963 blijft het winkelpand in het bezit van de familie. |
In 1949 wordt na het dempen van de
Houthaven een strook bouwterrein van 60 meter lengte aan “NV ’t Anker” verkocht.
In de vijftiger jaren loopt door de opkomst van
margarine en het verpakken van boter in pakjes, de vraag naar botervaten sterk
terug.
Begin jaren zestig is het echter gebeurd met de vraag naar nieuwe vaten en ook de mede firmant Halbertsma schakelt over van de productie van duigen naar deuren.
Zij hebben nog 25 % van de aandelen en verkopen deze voor f 50.000, twee keer de oorspronkelijke waarde, aan Ebink.
Inmiddels is de oudste zoon van Jan Ebink; Lubertus Johannes (Berry) die op 13 oktober 1940 was geboren, als bedrijfsleider werkzaam in het familiebedrijf. Hij trouwt in 1963 met de Gietserse kappersdochter Ank Broer en verbouwt een deel van het kantoor en fabriekspand tot woonhuis.
Begin jaren zestig is het echter gebeurd met de vraag naar nieuwe vaten en ook de mede firmant Halbertsma schakelt over van de productie van duigen naar deuren.
Zij hebben nog 25 % van de aandelen en verkopen deze voor f 50.000, twee keer de oorspronkelijke waarde, aan Ebink.
Inmiddels is de oudste zoon van Jan Ebink; Lubertus Johannes (Berry) die op 13 oktober 1940 was geboren, als bedrijfsleider werkzaam in het familiebedrijf. Hij trouwt in 1963 met de Gietserse kappersdochter Ank Broer en verbouwt een deel van het kantoor en fabriekspand tot woonhuis.
Een nieuwe
koers
Het houten vat is ondertussen vervangen door het stalen vat en het bedrijf legt zich toe op het recyclen van deze vaten. Veelal oliedrums worden in grote partijen opgekocht, schoongespoeld, uitgedeukt en opnieuw gespoten en naar nieuwe afnemers doorverkocht. De oude stoomketel zorgt nu voor de het verwarmen van het spoelwater.
In 1972 treedt Bart Ebink terug als directeur op 88 jarige leeftijd. In dat zelfde jaar wordt de naamloze vennootschap omgezet in een besloten vennootschap met een beperkte aansprakelijkheid.
Door het nieuwe productieproces krijgt de BV te maken met steeds groter wordende aanslagen van het zuiveringsschap West Overijssel en als in 1974 het verbod wordt afgekondigd dat er niet meer rechtstreeks op het Steenwijkerdiep kan worden geloosd, moet de afweging worden gemaakt tussen de bouw van een dure zuiveringsinstallatie, puur op de handel overgaan of de zaak sluiten.
Het is een moeilijke afweging, maar er wordt voor het laatste gekozen. Jan Ebink wordt in 1976 65 jaar en gaat met pensioen. Zoon Berry krijgt de kans om van één van zijn hobby’s, zwemmen, zijn beroep maken als hij in 1976 wordt aangenomen als bedrijfsleider voor de gemeentelijke zwembaden in Steenwijk.
In 1980 worden de bedrijfspanden en terreinen verkocht aan het expeditie- en verhuisbedrijf Gebr. Zoer. Hiermee is dan na 92 jaar een einde gekomen aan de Kuiperij en Vatenhandel vh J. Ebink en Zoon.
Het houten vat is ondertussen vervangen door het stalen vat en het bedrijf legt zich toe op het recyclen van deze vaten. Veelal oliedrums worden in grote partijen opgekocht, schoongespoeld, uitgedeukt en opnieuw gespoten en naar nieuwe afnemers doorverkocht. De oude stoomketel zorgt nu voor de het verwarmen van het spoelwater.
In 1972 treedt Bart Ebink terug als directeur op 88 jarige leeftijd. In dat zelfde jaar wordt de naamloze vennootschap omgezet in een besloten vennootschap met een beperkte aansprakelijkheid.
Door het nieuwe productieproces krijgt de BV te maken met steeds groter wordende aanslagen van het zuiveringsschap West Overijssel en als in 1974 het verbod wordt afgekondigd dat er niet meer rechtstreeks op het Steenwijkerdiep kan worden geloosd, moet de afweging worden gemaakt tussen de bouw van een dure zuiveringsinstallatie, puur op de handel overgaan of de zaak sluiten.
Het is een moeilijke afweging, maar er wordt voor het laatste gekozen. Jan Ebink wordt in 1976 65 jaar en gaat met pensioen. Zoon Berry krijgt de kans om van één van zijn hobby’s, zwemmen, zijn beroep maken als hij in 1976 wordt aangenomen als bedrijfsleider voor de gemeentelijke zwembaden in Steenwijk.
In 1980 worden de bedrijfspanden en terreinen verkocht aan het expeditie- en verhuisbedrijf Gebr. Zoer. Hiermee is dan na 92 jaar een einde gekomen aan de Kuiperij en Vatenhandel vh J. Ebink en Zoon.
De oudste zoon van Berry Ebink
is weer een Jan (1967).
Deze Jan zet niet alleen de horecatraditie voort van de grootvader van
zijn opa, maar ook die van zijn oma’s kant. Haar opa, David de Wit en later
haar vader, Lucas Greven, hebben vele jaren het beroemde sportcafé “De
Koperberg” aan de Kallenkoterallee gehad.
Deze Jan
Ebink heeft nu als
horeca-ondernemer, samen met zijn vrouw
Ina (Kuiper!), café Carambar en snack-o-theek Caramba aan de Meppelerweg,
maar zonder …….blauwe knoop.
|
Bronnen:
Halbertsma 1891-1991 Honderd jaar hout.
Tussen toen en toekomst Honderd jaar N.C.G.O.V.
Eer het vat in duigen valt – Erik Waelput
Notulenboek 1928 -1978
www.kuiperij.be
www.ebink.nl
Halbertsma 1891-1991 Honderd jaar hout.
Tussen toen en toekomst Honderd jaar N.C.G.O.V.
Eer het vat in duigen valt – Erik Waelput
Notulenboek 1928 -1978
www.kuiperij.be
www.ebink.nl